Er was eens... Swaane. Een mooi meisje met een mooie naam. We liepen elkaar tegen het lijf in het lang vervlogen jaar 1998 toen we de deeltijdse opleiding Gezinswetenschappen aanvatten aan een Brusselse hogeschool. Omdat we allebei elke zaterdag vanuit Antwerpen naar de hoofdstad moesten tjollen, deden we dat traject al gauw samen in mijn aftandse Renault 9. Onderweg keuvelden wij een eind weg over het leven en vooral over de talrijke valkuilen en besognes die de Liefde over een mensenpad strooit. Voor ons projectvak konden we kiezen uit drie thema’s. Wij gingen resoluut voor ‘Een mens is geschiedenis, een mens maakt geschiedenis’, en dat was niet toevallig. Als kinderen uit gebroken gezinnen waren we ons al jong bewust van de gedachte dat wat je meemaakt sterk bepalend is voor wat je aantrekt én hoe je daar vervolgens mee omgaat. Of hoe patronen worden doorgegeven van generatie op generatie, tenzij iemand onderweg die dynamiek probeert te doorbreken. Wat hem of haar meestal niet in dank wordt afgenomen, want een systeem mag dan ziek zijn, wat vertrouwd is, voelt veilig en daar klampen mensen zich dus aan vast. Edoch, dit geheel terzijde.
Swaane en ik waren bij uitstek gefascineerd door hechtingsstijlen. Toen dat onderwerp werd aangesneden, wisten we meteen hoe laat het was. Zij en ik waren allebei onveilig gehecht, beseften we. Het maakte onze band nog sterker dan hij al van bij de eerste oogopslag was. En mocht u zich de vraag stellen: neen, er is nooit wat gebeurd tussen ons. Al zou ik ongetwijfeld niet geprotesteerd hebben, mocht zij mij destijds tegen een muur geduwd hebben om vervolgens haar lippen op de mijne te drukken.
Het meisje van toen is nu, is al lang een vrouw, met een rots van een vent, Bert. Hij heeft iets van een Viking. Bert is het soort man dat een huis bouwt met zijn eigen blote handen. Meer dan een decennium geleden ruilden die twee hun succesvolle eetcafé De Walrus in Antwerpen voor een leven in Frankrijk. Ze trokken met drie jonge zonen naar de Ardèche, waar de Viking een bouwval renoveerde alsof hij nooit iets anders had gedaan.
Ondertussen zijn Swaane en co net als Bro neergestreken in het zuiden, in Nans-les-Pins om precies te zijn, alwaar ze een park met vakantiehuizen bestieren. Mijn bezoek aan mijn geliefde Bro kon niet gespeend blijven van een verwijlen met Bert en Swaane. En dus trokken wij naar Hyères, waar de Noorman en zijn echtgenote een refuge hadden geboekt voor 48 uur welverdiende één-op-één-tijd, die ze prompt lieten schieten om ons royaal te ontvangen, zomaar aan de rand van de Middellandse Zee.
Alras sneden wij gewichtige onderwerpen aan. Zoals de talrijke valkuilen en besognes die de Liefde over een mensenpad strooit. Het ging daarbij niet weinig over Bro’s en mijn struikelgang over de wankele stapstenen van het minnen. Ik ging geen biecht uit de weg. ‘Het staat me voor’, zei ik, ‘dat ik met het verstrijken der jaren het amoureus relateren steeds meer verleer. En het staat me ook voor dat ik, ondanks opgestapelde zelfinzichten, telkens tóch weer in oude patronen verzand.’ Bert, die een man van minder woorden is dan de kakelhennen Bro en mezelf, aanhoorde het en knikte. ‘Weet je wat je maar es moest doen?’ opperde hij retorisch. Ik wist het niet. ‘Schrijf een brief aan jezelf. Stel eens op scherp wat jij een vrouw wil en kan bieden, én wat jóu gelukkig zou maken. Jij als man van woorden kan daar vast wel wat bij bedenken. En als die brief af is, leg hem dan in je nachtkastje. Lees hem de komende maanden wanneer je opstaat en wanneer je gaat slapen, zodat je goed doordrongen bent van dat liefdesbeeld dat jou gelukkig zou maken. Want datgene waarvan je doordrongen bent, dat trek je aan.’
Nou. Daar had ik even niet van terug, moet ik bekennen. Maar wat had ik dan gedacht? Natuurlijk kan een handige Harry nagels met koppen slaan. Zijn woorden waren nog niet koud of Swaane kwam tevoorschijn met schotels vol lekkers: smeuïge tomaten met burrata, een salade van nectarine en algen, tempura van groenten met tzatziki, geroosterde paprika met feta en nog iets met inktvis, waar ik wijselijk afbleef wegens hogelijk allergisch aan schaal- en weekdieren. We kletsten een hele namiddag weg. Onze gesprekken baadden rijkelijk in rosé en Mediterraanse vergezichten. Niet één heikel onderwerp werd uit de weg gegaan. Uiteraard verbeterden wij in één ruk ook de wereld, met een gemak zoals je dat maar zelden ziet. Bij het afscheid vielen wij elkaar nog eens plakkerig van het zweet - de hittegolf tiert hier weliger dan ooit - in de armen, waarop Bro en ik ons op weg begaven naar zijn Lorgues.
Onderweg strooide Bro weer kwistig met bloedmooie muziek, terwijl wij over heerlijke departementales tuften. Ik keek naar buiten, naar al dat schoons, naar het licht dat hier voortdurend verandert, naar pijnbomen en steeneiken, naar beloftevolle olijfgaarden. Toen Bro een pareltje van Max Richter door de luidsprekers joeg, zei ik uit het niets ‘Ik ben verdrietig en ik weet niet waarom.’ Bro vroeg: ‘Ben je verdrietig of emotioneel, want dat is niet hetzelfde.’ Daar moest ik even over nadenken. Met het hoofd een kwartslag naar rechts zocht ik via het zijraam het antwoord, ergens daarbuiten, maar er kwam niets, tenzij stille tranen, die als een lekkende kraan over mijn bebaarde wangen glipten.
Ik denk niet dat Bro het gezien heeft. Ik probeer daar heel goed in te zijn, in verdriet dat niet kan gezien worden. Bro weet wel beter natuurlijk. Maar hij is het soort man dat ook weet wanneer het goed is te zwijgen en de dingen gewoon te laten zijn. Na een poos devote woordeloosheid vond ik het hoog tijd een prangende kwestie aan te snijden. ‘Zou het kleine supermarktje naast je deur nog open zijn, Bro?’ ‘Tot zeven. En we arriveren in Lorgues om tien vóór.’ ‘Goed zo’, repliceerde ik. ‘Wat denk je van een verse pasta à la carbonara?’ ‘Dat dat zou smaken, denk ik’, grijnsde Bro.
En zo eindigden wij de dag met ons heel eigen patroon: gezeten aan een tafel met een goed maal en wat godendrank, en vervolgens nedergevleid in de koelte van Bro’s kamer, alwaar wij eens te meer een film van Netflix plukten, en waarop wij eens te meer indommelden lang voor de eindaftiteling.