Niets bestaat
Het is goed niet in België te zijn. Het is beter dan wel in België te zijn. Natuurlijk helpt de Provençaalse zon het gemoed een handje, maar er is meer. Licht en vergezichten. Mensen die 'Bonjour' zeggen wanneer ze je kruisen onder een plataan. Tomaten die blozen van de smaak. Een aangename traagheid, zonder dat ze verzandt in immobilisme. Olijven van de markt. Rosé die van geen katers wil weten. Elke dag een geurenzee, dat ook. En adem. Ja, adem, zonder dat je er moet naar snakken.
Bro, alias mijn gastheer, woont vier hoog in de wolken. Daar leven wij, op het ritme van het zuiden. Soms slingeren wij langs kronkelwegen naar de top van een of ander massief. Boven, op een plek die van god verlaten lijkt, wacht ons bijna altijd de koelte van een heel oud klooster. Ketters die we zijn, ontbloten we niettemin respectvol onze hoofden. In de Notre Dame des Anges werden we middels een bordje naast een deur uitgenodigd te biechten. Ten behoeve van onze zielenrust konden we met een simpele druk op een deurbel verlichting ontbieden in de vorm van een geestelijke. Dat mocht zomaar zonder afspraak. J'en passe, zei ik tegen Bro, maar toen ik mij omdraaide, bleek hij al wijselijk de benen te hebben genomen. Ik vond hem terug op het uitkijkpunt buiten, alwaar hij zich stond te vergapen aan de Middellandse Zee.
Het is goed niet in Vlaanderen te zijn. Het is beter dan wel in Vlaanderen te zijn. Het wordt me wat te zuur, daar. Wat te duur, ook. Als alleenstaande vader sta ik constant onder financiële druk. Het is meer net kopje onder gaan dan nipt boven water blijven. Ondanks hard labeur, in loondienst en voor eigen rekening. De sociale lasten, de belastingdruk en o, de gangsters die zichzelf banken noemen en altijd present tekenen als het goed met je gaat, maar honend en neerbuigend de deur op je neus gooien wanneer ze met een voor hen futiele inspanning je leven even zouden kunnen verlichten. Toen ik ooit de helft was van een huwelijk van tweeverdieners met ronkende carrières, kon het niet op. Wij mochten kopen, bouwen, leasen. Wij kregen een kaskrediet alsof het niets was. Toen dat huwelijk strandde, smolt de hartelijkheid als sneeuw voor de zon en staarden wij plots in de gore, cynische smoel van het grootkapitaal.
Het is dat ik een zoon heb die ik op zijn leeftijd moeilijk kan verpotten naar de Provence - wat overigens ook het co-ouderschap enigszins zou bemoeilijken - maar anders zou ik zomaar hier blijven. Zoals Bro. Hij telewerkt als kleine zelfstandige onder Frans statuut. Betaalt erg billijke belastingen. Eet als een koning dankzij al het zondoordrongen lekkers dat de dinsdagse markt te bieden heeft. Voor vanavond ligt hier een gebraden kipje klaar. Er zijn heerlijke meloenen. De paprika's, courgettes, aubergines en tomaten lijken wel te spreken: savoureer ons, savoureer ons. De basilicum op het aanrecht is een smaak- en aromabom. Straks wacht Bro en mij een terrasje in de lommer, waar wij bevrijd van kommer verder zullen smeden aan onze grootse plannen. Er broeit iets in het zuiden. Er is iets op handen. Meer kan ik daar voorlopig niet over kwijt, maar het zal u, lezer, snel genoeg dagen.
Maar dus. Het is goed weg van huis te zijn en hier thuis te komen. Wij twee mannen die spijs, drank en betekenisvolle gesprekken delen. Wij twee heren met grijzende slapen, maar tegelijk nog altijd jongens die dromen. Niet van een vrouw, neen. Die bliksemschicht en dat berouw zijn wij lang voorbij. Díe biecht is vervlogen. Wij leren simpelweg onszelf te dogen. Terwijl niets bestaat dat niet iets anders aanraakt.